Zorgplicht 

Iedereen heeft een algemene zorgplicht voor de bescherming en instandhouding van wilde flora en fauna. Dit geldt voor alle soorten, en speciaal voor beschermde soorten. In de Wet natuurbescherming staat welke soorten dat zijn.

Sloopwerkzaamheden

Deze zorgplicht geldt ook bij sloopwerkzaamheden. Dit komt omdat slopen gevolgen kan hebben voor beschermde flora en fauna. Houdt daarom rekening met mogelijke gevolgen voor uw planning. Ook kunnen vervangende maatregelen nodig zijn. In uitzonderlijke gevallen, is een ontheffing van het ministerie van Economische Zaken nodig. Het nemen van vervangende maatregelen of het volgen van een ontheffingsprocedure kan vertraging opleveren.

Meest voorkomende beschermde plant- en diersoorten 

Hieronder leest u informatie over de meest voorkomende beschermde plant- en diersoorten. Deze kunnen gevolgen hebben voor uw sloopwerkzaamheden

Alle broedvogels

U mag geen nestelende en broedende vogels verstoren. Ook hun nesten, eieren en jongen zijn beschermd. U mag ze niet verwijderen. Inspectie is dus nodig. Vindt u broedvogels of nesten? Voer dan de sloopwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit. Het broedseizoen loopt van 15 maart tot 1 augustus. Het kan zijn dat u de sloopwerkzaamheden niet kunt uitstellen. In dat geval is het nodig dat u contact opneemt met een ecologisch specialist. Hij of zij kan u van advies op maat voorzien. Zo blijft de functionaliteit van de rust- en verblijfplaatsen gegarandeerd.

De nestplaatsen van specifiek beschermde vogels zijn gedurende het hele jaar beschermd. Denkt u hierbij aan gierzwaluwen, huismussen, kerkuilen, ooievaars, slechtvalken of steenuilen. Ziet u een dergelijke nestplaats? Dan is ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig.

Alle vleermuizen en hun verblijfplaatsen zijn altijd beschermd. Hiervoor is dus altijd een ontheffing nodig. Vleermuizen kunt u bijvoorbeeld aantreffen achter gevelbetimmering of vensterluiken en onder dakpannen, dakbeschot en loodslabben. Ook spouwmuren, kelders, schoorstenen en donkere tochtvrije ruimten zijn geschikt. Een goede controle is dus belangrijk. Let daarbij op spleten, kieren, holten en ventilatieopeningen waardoor de vleermuizen in de ruimten of achter betimmeringen kunnen komen. U kunt daarbij letten op vettige vlekken bij invliegopeningen en vleermuizenkeutels. Deze keutels lijken op muizenkeutels met daarin glimmende onverteerde resten van insecten.

Controleert u het gebouw op de aanwezigheid van beschermde muurplanten. Is één of meer van deze soorten aanwezig? Dan heeft u een ontheffing nodig. De volgende muurplanten zijn beschermd: blaasvaren, gele helmbloem, klein glaskruid, muurbloem, pijlscheefkelk, rechte driehoeksvaren, schubvaren, steenbreekvaren, stengelomvattend havikskruid, tongvaren, zwartsteel.

Zijn er er steenmarterjongen in het gebouw aanwezig? Dan mag er niet verbouwd of gesloopt worden. Deze werkzaamheden moeten dan worden uitgesteld tot de jongen zijn vertrokken. Een goede inspectie is dus nodig.

In het gebouw kunnen zich reptielen (hagedissen, slangen) of amfibieën (kikkers, salamanders) schuilhouden. In de winter kunt u deze verplaatsen naar een koele, tocht- en vorstvrije ruimte. Houdt u er rekening mee dat dit voor amfibieën ook een vochtige plek moet zijn. Een eenvoudige oplossing is het graven van een kuil. U plaatst de dieren hierin en dekt de kuil af met planken. Daarbovenop legt u het uitgegraven zand, waarbij u een kleine opening met de buitenlucht vrij laat. De dieren kunnen het verblijf dan op eigen kracht verlaten in het voorjaar. In april kunt u het onderkomen weer verwijderen.

De meest voorkomende overwinteraar in gebouwen is de kleine vos. Deze is niet beschermd onder de Wet natuurbescherming. Maar bijvoorbeeld de rouwmantel is een zeer zwaar beschermde vlindersoort. Het kan zijn dat u deze vlinder overwinterend in een gebouw aantreft. U kunt dan het best met de sloopwerkzaamheden wachten tot het voorjaar. Als dat niet mogelijk is mag u de vlinder zeer voorzichtig verplaatsen. Let u daarbij op dat u nooit aan de vleugels komt. Alleen een ander gebouw met vergelijkbare klimaatomstandigheden is daarvoor geschikt. In dit gebouw mogen geen spinnen voorkomen.

Heeft u vragen?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Eddie Rijckenberg via algemeen telefoonnummer 0571 27 99 11 of via e-mail: e.rijckenberg@voorst.nl