
Al in de 13e eeuw stond op deze plek een klein kerkje, gewijd aan de heiligen Cosmas en Damianus. Dit kerkje kreeg in de 14e eeuw de huidige kerktoren en werd vervolgens rond 1400 en 1540 verbouwd tot het huidige gebouw. De kerk en haar interieur vormen een prachtig tijdsbeeld van de eeuwenoude geschiedenis van deze plek. Je vindt er bijvoorbeeld prehistorische vondsten, een middeleeuws doopvont, met houtsnijwerk versierde kerkbanken uit de 17de eeuw en een kerkorgel uit 1827. Dit kerkorgel is het eerste kerkorgel dat de bekende orgelbouwer Carl Naber zelf bouwde en het blijkt één van zijn beste orgels te zijn. Het orgel werd in 2020 zorgvuldig gerestaureerd en heeft een mooie klank.
Noemenswaardig zijn ook de fraaie muurschilderingen die in de kerk te bezichtigen zijn. De oudste dateren uit het einde van de 15e en het begin van de 16e eeuw en zijn in het koor te vinden. De rest is van de bekende schilder Ewolt van Delft, uit ca. 1540. De meest bijzondere is die van de heilige Cunera, een unieke muurschildering voor deze streken. Vermoedelijk lag de kerk op een pelgrimsroute die aan de heilige Cunera toegewijd was. Er is namelijk ook een pelgrimsinsigne van de heilige Cunera gevonden.
De kerk is gewijd aan de heiligen Cosmas en Damianus. Cosmas en Damianus waren tweelingbroers die in de 2e eeuw na Christus in Syrië leefden. Zij waren beiden arts en hielden zich hun hele leven bezig met het helpen van mensen, zonder daar ooit iets voor terug te vragen. Zij zijn later door de rooms-katholieke Kerk, heilig verklaard. Ze zijn de patroonheiligen van artsen en apothekers.
Eén van de ruimtes in de kerk heeft geen specifieke religieuze functie: er is een cel waarin onruststokers en criminelen voor een nachtje werden opgesloten door de veldwachters, compleet met tralies voor de ramen en een dikke deur met luikje.